dinsdag 20 oktober 2015

Bouwstuk: Louise Michel - De Rode Maagd


Louise Michel - De Rode Maagd
Sterke persoonlijkheden spreken altijd tot de verbeelding. Sterke vrouwen misschien nog meer. Mannen zullen het niet altijd graag toegeven, maar er zijn er die wel degelijk schrik hebben van sterke vrouwen.
Ik zal u vandaag een “straffe madam” presenteren die de geschiedenis is ingegaan als “De Rode Maagd van Montmartre” hetgeen u niet letterlijk moet nemen.
Zij werd pas op latere leeftijd als VM ingewijd, maar de leuze van de verlichting “vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid” was haar hele leven lang ook haar leuze.
Men kan gerust zeggen dat ze heel haar leven de idealen van de verlichting en dus ook van de VM heeft nagestreefd.
Ik begin dit Bouwstuk met een korte biografie, vervolgens haar leven als Communarde, het proces en de verbanning om te eindigen met haar korte rol in de VM.
Als een meisje of een jonge vrouw in de 19de eeuw als dienstmeid aan de slag kon gaan in een kasteel, kon je er donder op zeggen dat ze door de kasteelheer of één van zijn zonen bezwangerd werd.
Blijkbaar behoorde dat in die tijd tot het ongeschreven functieprofiel van een dienstmeid.
Zo verging het ook Marie-Anne Michel, in dienst bij de kasteelfamilie van Etienne-Charles Demahis. Op 29 mei 1830 beviel zij van een dochter, Louise. De vader was naar hoogstwaarschijnlijkheid de zoon van de kasteelheer, Laurent Demahis.
Louise Michel werd door haar natuurlijke grootouders opgevoed als hun eigen kind en dat was haar geluk. Zij kon genieten van een vrije maar schoolse opvoeding, hetgeen in die periode enkel was voorbehouden voor de elite.
Van haar grootvader kreeg zij de boeken te lezen van Voltaire, Rousseau en de 18de-eeuwse encyclopedisten als Denis Diderot en Jean Le Rond d’Alembert die veel hebben bijgedragen aan de Verlichting in Europa. Het revolutionaire zaad was daarmee gezaaid en zal in de rest van haar leven volledig tot bloei komen.
Na de dood van haar grootvader in 1850, werd het kasteel verkocht en moest zij samen met haar moeder een eigen onderdak vinden.
Om op eigen benen te kunnen staan volgde ze een lerarenopleiding. Na de voltooiing daarvan opende Louise Michel in 1851 een vrije privéschool in Audeloncourt, in de buurt van Chaumont. Enkele jaren later volgde een nieuwe school in Clefmont, in het zelfde departement Haut-Marne.
Louise Michel verliet in 1856 de streek van de Haut-Marne om naar Parijs te trekken waar ze in verschillende bestaande en door haar opgerichte scholen les zou geven.
Zij is steeds blijven ijveren voor een hervorming van het onderwijs en een volledig nieuwe pedagogie.
In Parijs begon ze ook poëzie te schrijven. Ze stuurde haar gedichten naar haar goede vriend Victor Hugo met wie ze een jarenlange correspondentie voerde. Haar gedichten werden ondertekend met het pseudoniem “Enjolras”, een personage uit het boek “Les Miserables” van diezelfde Victor Hugo. Enjolras is de studentenleider die een revolutie plant om daarmee de armen te helpen.
Het is eveneens in Parijs dat Louise in contact kwam met het revolutionaire milieu. Ze werd lid van “L’Union des poètes”, correspondente van enkele dagbladen van de oppositie, o.m. “Le Cri du Peuple” uitgegeven door Jules Vallès, die zich zou ontpoppen als één van de leiders van de Commune van Parijs.
Zij sluit zich ook aan bij “Le droit des femmes” voor onderwijs en beter betaalde arbeid voor vrouwen. Na een manifestatie van deze vrouwenvereniging werd zij voor het eerst gearresteerd, hetgeen het revolutionaire vuur alleen maar aanwakkerde.
Louise wordt in die periode “blanquiste”, een adept van de linkse, niet-marxistische revolutionaire beweging van Auguste Blanqui, voor wie de revolutie en het neerhalen van de bourgeoisie op zichzelf voldoende was, zonder zich te bekommeren over wat er na de revolutie moest gebeuren.
Naast haar revolutionair werk en haar zorg voor minderbedeelden gaf zij nog steeds les, en zij slaagde er in om voor haar hongerige leerlingen een soort van “cantine” in te richten.
Louise Michel als “Communarde”
De gehele geschiedenis van de Commune van Parijs belichten zou te ver leiden. Ik beperk mij dan ook tot enkele voorname gebeurtenissen en data.
De rol van Louise Michel en de VM in de Commune zal ik wel iets uitgebreider aan bod laten komen.
We schrijven 1870. Tussen Frankrijk en Pruisen woedt een oorlog om de macht in Europa die leidde tot het één gemaakte Duitsland.
Frankrijk had die oorlog dan wel verloren, in Parijs heerste vooral veel ongenoegen omdat de voorlopige Franse regering volgens de Parijzenaars veel te toegeeflijk was tegenover de Duitsers. De inwoners hadden zwaar te lijden gehad tijdens het eerste beleg van Parijs door de Duitse troepen van 18 september 1870 tot 29 januari 1971.
De politieke ontevredenheid van de Parijzenaars groeide en het was het op 17 februari van datzelfde jaar verkozen “hoofd van de uitvoerende macht van de Republiek, Adolphe Thiers” die kop van jut was voor de bevolking. Louise Michel gaf zich zelfs op als vrijwilliger om een aanslag op Thiers te plegen. Zo ver kwam het echter niet.
Louise blijft uitermate actief, zij schrijft poëzie en proza, en verschijnt regelmatig als spreker in de clubs van Montmartre waar zij zich zeer enthousiast uitlaat over de Commune.
Het blijft niet bij revolutionaire woorden alleen. Op 22 januari neemt zij voor het eerst actief deel aan de gewapende strijd met een aanval op en brandstichting in het stad huis waar de bevelhebber van de Franse troepen en tevens gouverneur van Parijs Louis Trochu zich bevond. Wanneer er uit het stadhuis op de betogers werd geschoten neemt Louise voor het eerst het geweer op.
Later, tijdens de grote slag bij het fort van Issy, toont Louise zich, als lid van het 61ste bataljon, als “de beste schutter van de slag van Issy”. Enige mythevorming zal uiteraard niet vreemd zijn aan deze uitspraak.
In de nacht van 17 op 18 maart 1971 probeerden de regeringstroepen die zich hadden teruggetrokken in Versailles, de kanonnen die in Montmartre opgesteld stonden te recupereren. In alle vroegte luidde Louise de alarmklokken. Parijs wordt wakker en weet de meeste kanonnen te behouden. Slechts een tiental vallen terug in handen van de regering. De regeringstroepen waren gevlucht en de rode vlag wapperde boven het stadhuis.
Dit is het feitelijke begin van de Commune van Parijs.
Vrouwen speelden een belangrijke rol op de barricaden, niet alleen met typisch vrouwelijke taken zoals ambulancières, ziekenverzorgsters, cantinières die eten verpakten en in kistjes naar het front brachten, maar ook aan het front zelf waren vele vrouwen actief.
Een aparte groep vormde de zgn. “pétroleuses”, door de communards “moedige leeuwinnen” genoemd, door de tegenstanders “lelijke manwijven”.
Louise Michel paste geheel niet in het plaatje dat door de legerleiding werd gemaakt van de pétroleuses. Louise had gestudeerd, was schrijfster, kon zich goed uitdrukken en speelde piano. Tegelijkertijd stond zij heel dicht bij het volk.
Deze pétroleuses verenigden zich in april 1871 in de « Union des femmes pour la défense de Paris » waarvan de statuten spreken van “aankoop van petroleum en wapens voor de strijdende burgeressen” 
De Vrijmetselaars sluiten zich aan bij de Commune van Parijs
21 april 1871; terwijl de regeringstroepen beginnen met zich te hergroeperen en strategieën uitdenken om Parijs terug te onderwerpen, nemen de Parijse Vrijmetselaars het initiatief om de wapenstilstand te bepleiten bij Adolphe Thiers.
Zij moesten echter zonder resultaat terugkeren. Enkele dagen later, de 26ste, verzamelden zij zich in het Châtelet, een kleine vesting aan de noordoever van de Seine. Indien er binnen 48 uur geen einde werd gemaakt aan de belegering en de beschieting van Parijs zouden zij hun maçonnieke vlaggen op de wallen neerplanten.
Sommige afgevaardigden van de Commune protesteerden tegen de aansluiting van deze “kleinburgerij” bij het volk. Anderzijds waren er ook reactionaire Broeders die tegen de aansluiting bij de Commune waren, maar zij konden het revolutionaire tij niet keren.
Twee vooraanstaande Broeders, Ranvier en Emile Thirifocq, trokken met een gevolg van, naar men zegt, vele duizenden, op naar het stadhuis waar ze werden ontvangen door de al eerder vernoemde Jules Vallès. Ook Vallès was een Broeder, net zoals vele andere revolutionairen, zoals de notoire anarchist Élisée Reclus die een tijdje heeft gedoceerd aan de Université Nouvelle, een afscheuring van de ULB.
Vallès stelde voor om hun vlaggen en bannieren te ruilen. Vrijmetselaars zouden de vlaggen van de Commune dragen en de leden van de Commune die van de Vrijmetselaars.
Op 29 april werd dan een gezamenlijke grote manifestatie gehouden met voorop de leden van de Commune en de Achtbare Meesters van de Werkplaatsen van Parijs, gevolgd door duizenden Broeders.
Lang heeft het allemaal niet mogen duren. Op 18 maart 1871 werd de Commune uitgeroepen, het leiderschap van de Commune was democratisch verkozen op 26 maart, en geïnstalleerd op 28 maart.
 De Commune eindigde in wat genoemd wordt: “La semaine sanglante” of “Bloedige week”, van 21 tot 28 mei. Het Franse regeringsleger maakte in die week een einde aan een nooit gezien maatschappelijk experiment.
Het laatste gevecht vond plaats op het kerkhof “Père LaChaise”. Bij de “Mur des Fédérés” werden 147 communards gefusilleerd. Die muur staat er nog steeds als een blijvende zichtbare herinnering aan de vele slachtoffers die hebben gestreden voor de Commune.
In die bloedige week werden naar schatting 30.000 mensen gedood en 40.000 gevangen genomen.
Op 24 mei wordt Louise Michel ook gevangen genomen. Eerst was haar moeder gearresteerd en men dreigde haar te fusilleren indien Louise zich niet aangaf. Louis aarzelde niet en gaf zich gewonnen. Haar moeder werd vrijgelaten. 
Het proces
Op 16 december 1871 moest Louise voor de militaire oorlogsrechtbank verschijnen wegens haar actieve deelname aan de Commune van Parijs.
Omdat Théophile Ferré, waarvoor zij een grote maar onbeantwoorde liefde koesterde, op het einde van de bloedige week werd gefusilleerd, verscheen zij voor de rechtbank in een zwarte rouwsluier.
Louise weigerde zich te verdedigen of zich te laten verdedigen. Zij verklaarde aan de rechtbank dat zij de volledige verantwoordelijkheid neemt voor haar daden. Zij daagde haar rechters uit: “U bent allemaal mannen. Als jullie geen laffe mannen zijn veroordeelt mij dan tot de dood.”
De doodstraf kreeg zij niet, maar werd zoals vele anderen veroordeeld tot deportatie naar het Franse overzeese gebied Nieuw-Caledonië. Toen het vonnis werd uitgesproken bleef zij de doodstraf eisen maar wilde toch geen beroep aantekenen. 
Deportatie
In afwachting van het vertrek naar Nieuw-Caledonië werd Louise opgesloten in de centrale gevangenis van Auberive. Daar blijft ze bijna 2 jaar.
Op 24 augustus 1873 werd ze op transport gezet naar La Rochele. Van La Rochelle ging het per boot naar Rochefort waar alle gedeporteerden werden verzameld op het schip”Virginie”.
Een van de medegedeporteerden was Nathalie Lemel, een anarchiste, feministe en militante van “L’Association internationale des tavailleurs”. Het is hoogstwaarschijnlijk dat Louise door de invloed van Nathalie Lemel zelf anarchiste geworden is.
Op het schip werd tussen de gesprekken en de discussies door “Le Temps de Cerises” gezongen, een gedicht van Jean Baptiste Clément uit 1866. Later droeg hij dit gedicht op aan een arbeidersvrouw, ook Louise genaamd, en waar verder niets van bekend is, die hij op zondag 28 mei had gezien op de barricaden om gewonden te verzorgen en weg te voeren. Louise Michel heeft in haar boek “La Commune Histoire et souvenirs” uit 1898 gesteld dat zij zeker niet die Louis is.
Op Nieuw-Caledonië bleef Louise niet stil zitten. Zij organiseerde onderwijs voor de plaatselijke analfabete bevolking.
Zij toonde veel interesse voor de plaatselijke Kanaka-cultuur. Zij stelde een vocabularium op, leerde de taal, de liederen, de legenden en de rituelen en noteerde alles om later te publiceren in het boek « Légendes et chansons de gestes canaques ».
De verbanning was in feite geen straf voor Louise Michel. Zij was graag op Nieuw-Caledonië en maakte zich daar zeer nuttig.
Triomfantelijke terugkeer
In 1880 verleende de regering algemene amnestie aan de veroordeelde en verbannen communards.
Op 9 november 1880 zette Louis Michel opnieuw voet in Parijs. Aan het station Saint Lazare werd zij triomfantelijk verwelkomd door een massa van 10.000.
Zij zette onmiddellijk haar activisme verder en gaf in het hele land lezingen, publiceerde tal van artikelen en pamfletten met haar sociaalrevolutionaire en anarchistische ideeën.
Tijdens een lezing in de zaal van het Élisée in Le Havre op 22 januari 1888 werd een aanslag op haar gepleegd. Zij werd geraakt aan het oor, maar herstelde snel.
Zij nam dikwijls deel aan demonstraties en acties en werd dan ook herhaaldelijk gearresteerd.
Omdat zij een betoging had geleid op 9 maart 1883 werd ze veroordeeld tot zes jaar gevangenis. In december 1884 kreeg ze toestemming om haar moeder te bezoeken aan haar sterfbed. Haar moeder stierf op 3 januari 1885.
Louise werd een jaar later vrijgelaten.
Gedurende de volgende vijf jaar verdeelde zij haar tijd tussen het organiseren van manifestaties en gevangenzitten.
In 1890 verhuisde zij naar Londen. Van dan af reisde ze veel tussen Parijs en Londen, maar bezocht ook geestesgenoten in Nederland en België.
Louise Michel als vrijmetselaar
Het verbaast me niet dat er niet veel is geschreven over Louise Michel als vrijmetselaar. Daarvoor is zij te laat in haar leven ingewijd.
Op 20 juli 1904 werd Louise Michel op voordracht van Madeleine Pelletier uitgenodigd als gast in de werkplaats “Fraternité Universelle”. Niet lang daarna, op 13 september, werd Louise ingewijd bij de loge “La Philosophie sociale”.
Madeleine Pelletier was een fervente en militante feministe en de eerste Franse vrouwelijke dokter gespecialiseerd in de psychiatrie.
Beide loges behoorden tot de nu niet meer bestaande obediëntie “Grande Loge symbolique écossaise Mixte en Maintenue”. De loge nr. 13, “Les Libres Penseurs”, van deze obediëntie is beter bekend. In die werkplaats werd niemand minder dan Maria Deraimes ingewijd op 14 januari 1882.  Deze obediëntie zag het licht op 12 juli 1880 toen 12 loges van de "Suprême Conseil de France" zich afsplitsten. Zij huldigde het principe van "Een vrije Vrijmetselarij in een vrije loge".  De dag na haar inwijding leverde Louise al haar eerste Bwstk. af in de loge “Diderot” van dezelfde obediëntie met de titel: “La femme et la franc-maçonnerie”. Zij opende haar betoog als volgt: « Il y a longtemps que j'aurais été des vôtres si j'eusse connu l'existence de loges mixtes, mais je croyais que, pour entrer dans un milieu maçonnique, il fallait être un homme »  Eindigen deed ze met een toch wel merkwaardige uitspraak: "Il appartient aux maçons et aux maçonnes de créer la religion nouvelle, la religion sans dieu et sans dogmes".  Nu zou deze uitspraak en vooral de verwijzing naar religie, menig wenkbrauw doen fronsen. Begin 20ste eeuw was de vrijmetselarij nog niet zo adogmatisch als nu, vandaar dat het betoog van Louise Michel in die eerste adogmatische obediëntie op veel bijval kon rekenen.
Korte conclusie
Ingewijd op 74-jarige leeftijd scheen het dat zij het zich betreurde dat zij zo laat in de vrijmetselarij is gestapt. Er moet toch een rare kronkel in de geschiedschrijving zijn geslopen. Ik vind het heel raar en kan het nauwelijks bevatten dat Louise Michel, die toch heel veel maçons heeft gekend altijd heeft gedacht dat zij er als vrouw geen plaats in zou hebben, te meer daar zij Maria Deraimes goed gekend heeft.  Samen met Deraimes was zij een voorvechtster van vrouwenrechten en de educatie van jonge meisjes.  Samen waren zij de oprichters van "L'association pour le droits de femmes." Ik zei het al in de aanhef van dit Bwstk. Louise Michel was een straffe madam die steeds trouw is gebleven aan haar idealen: Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid en sociale rechtvaardigheid. Zij besefte maar al te goed welk geluk zij heeft gehad een degelijke en vooral vrije opvoeding te hebben genoten. Zij wilde echter niet tot de elite behoren, haar plaats was dicht bij het volk.  Louise Michel overleed na een leven van strijd, in Marseille op 9 januari 1905 ten gevolge van een longontsteking en werd op 22 januari begraven op het kerkhof van Levallois-Peret dicht bij haar vriend Théophile Ferré, zoals zij het wenste.  De begrafenis werd door duizenden gevolgd.  Sinds enkele jaren vindt er aan haar graf op 1 mei een herdenking plaats georganiseerd door de Vrouwengrootloge van Frankrijk. Ook op andere plaatsen in Frankrijk zoals Marseille wordt zij jaarlijks herdacht. Vele straten en pleinen dragen intussen haar naam.  Ik eindig dit Bwstk. met een citaat van Louise Michel."Macht maakt je harteloos, egoïstisch en wreed, onderworpenheid verlaagt de mens; de Anarchie zal het einde zijn van al die verschrikkingen waarin het menselijk ras altijd zijn wortels heeft gehad."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten