Ik heb dit onderwerp gekozen omdat geschiedenis mij in het algemeen
interesseert, maar ook een beetje omdat, en ik citeer hierbij professoremeritus
Els Witte; “de vrijmetselarij in Congo onontgonnen terrein is”.
Congo heeft me
eigenlijk al van jongsbeen af geïnteresseerd. De moord op Lumumba, waar ik in
mijn indrukken na een jaar gezel al op gewezen heb, heeft mij al op zeer jonge
leeftijd geïntrigeerd.
Het is dan ook een logische voortzetting van deze interesse om de Vrijmetselarij in Belgisch-Congo te belichten in een bouwstuk.
Het is uiteraard niet mogelijk om in het korte bestek van een bouwstuk een volledig beeld van de Vrijmetselarij in Belgisch-Congo weer te geven.
Toch zal ik trachten de voornaamste en meest in het oog springende elementen van dit onderwerp te beschrijven, waarbij ik niet chronologisch te werk ga, eerder thematisch. De elementen en gebeurtenissen die ik beschrijf kunnen meerdere tijdsperiodes omvatten.
Een groot deel zal gaan over de tegenkantingen en de moeilijkheden die de Vrijmetselaars overzee ondervonden.
Op het einde zal ik het heel summier en enkel ter aanvulling hebben over de
Vrijmetselarij na de onafhankelijkheid.
Tot slot geef ik u mijn algemene en Maçonnieke conclusies.
Ik dank Broeder Frank L. voor de informatie die hij mij bezorgd
heeft.
Mijn dank gaat ook uit naar Zuster Dominique C.om mij te
verwijzen naar Histoire de la Fédération
Belge du Droit Humain, een driedelige uitgave welke onze eigen Broeder Ivo mij ter
beschikking wilde stellen, maar die jammerlijk genoeg niet terug te vinden is
in onze bibliotheek.
Verder is het internet mij weeral gunstig gezind geweest. Erg veel is er
niet te vinden over dit onderwerp, maar toch voldoende om mij een algemeen
beeld te vormen.
Maar nu ter zake.
Het moeilijke begin
De eerste loge op het Afrikaanse continent werd opgericht door het GOF
(Groot-Oosten van Frankrijk) in 1781 te Saint-Louis in Senegal.
Het is maar liefst 128 jaar later dat de eerste lichten werden ontstoken in
een werkplaats in Belgisch-Congo, in het jaar 1909.
Op 14 november 1909 werd in Stanleystad, het huidige Kisangani, de A∴ L∴ “L’Ere Nouvelle” opgericht en
ingeschreven op het Tableau van het GOB onder het nummer 21.
Toeval of niet, een jaar later werd de Belgische Antivrijmetselaarsbond
opgericht. Deze bond komt later nog ter sprake.
Deze eerste loge kwam er pas nadat Congo-Vrijstaat, lang de persoonlijke
eigendom van koning Leopold II, op 18 oktober 1908 onder internationale druk
door deze koning met de karakteristieke baard werd overgedragen aan de Belgische
staat en Belgisch-Congo werd.
De idee van kolonialisme strookte niet met het gedachtegoed van het
liberalisme dat eind 19e eeuw de boventoon voerde in Europa. Ook de eerste
Belgische grondwet was zeer liberaal en kende zijn oorsprong onder meer in de
Franse grondwetten, onder andere deze van 1793 die op haar beurt geënt was op
de Verklaring van de rechten van de mens en de burger van 26 augustus 1789 en
de twee jaar oudere grondwet van 1791.
Beide teksten berustten op de denkbeelden van de verlichting. Men kan zich
dan ook indenken dat niet iedereen het Belgisch kolonialisme met open armen
ontving. Dat was zeker het geval voor de vrijmetselarij.
Dat het beoefenen van de Koninklijke Kunst in Belgisch-Congo niet eenvoudig
was werd reeds twee jaar na het ontsteken van de eerste Maçonnieke lichten
bevestigd. De toenmalige grootmeester van het GOB, Broeder Fernand Cocq bracht in november 1911 verslag uit over de moeilijkheden die de
Broeders ondervonden vanuit klerikale hoek. Daarover zo dadelijk meer.
Een jaar later werd er een tweede werkplaats opgericht, de A∴ L∴ Labor et Libertas, ditmaal in Elisabethstad het huidige Lubumbashi.
Net zoals L'Ere Nouvelle, kwam ook deze werkplaats in het vizier van de
missies en de klerikale machten.
Het waren slechts enkele tientallen Broeders die de Vrijmetselarij in
Belgisch-Congo vertegenwoordigden en zij waren meestal niet bij machte om hun
Maçonnieke arbeid naar behoren te verrichten. De verspreiding over een immens
groot gebied was daar uiteraard niet vreemd aan.
Velen werkte in de luwte wegens vijandigheid welke ze ondervinden van
religieuze groeperingen. Ook de Belgische administratie werkte tegen, zelfs in
die mate dat sommige broeders werden verplaatst naar afgelegen gebieden zodat
ze ver van hun loge verwijderd waren en hun Maçonnieke werktuigen moeilijk
konden hanteren.
Dit bleef lang het geval, ook tijdens de jaren van het interbellum.
De enkele loges die er waren moesten soms noodgedwongen voor lang tijd hun
lichten doven.
Tegenwerking en verdachtmakingen
Vanaf de oprichting van de eerste loge tot aan de tweede wereldoorlog werd
er niets aan het toeval overgelaten om de Vrijmetselarij in een slecht daglicht
te plaatsen. Dit was niet alleen zo in België, maar ook in de Kolonie.
Reeds vóór het uitbreken van de eerste wereldoorlog beschuldigde de
Antivrijmetselaarsbond de Vrijmetselarij ervan een hinder te zijn voor het
beschavingswerk van de katholieke missionarissen. De heimelijke bedoeling van
de Vrijmetselarij zou er volgens deze bond in bestaan om de missies uit Congo
te bannen.
De Antivrijmetselaarsbond zag altijd en overal de geheimzinnige hand van de
Maçonnerie. Deze ultramontaanse groupuscule was trouwens een kort leven
beschoren, in tegenstelling tot de universele Vrijmetselarij die steeds heeft
stand gehouden. Hij bleef slechts vier jaar bestaan.
De Antivrijmetselaarsbond was een uitvloeisel van het Katholiek Congres dat
plaats vond in Mechelen van 23 tot 26 september 1909. Een zekere graaf
Maximiliaan de Renesse-Breidbach, onbekend tot dan toe, hield een redevoering
waarin hij de Vrijmetselarij als De Grote Vijand bestempelde. Hij stelde vast
dat na vele jaren van katholiek bestuur, de sleutelposities in de openbare
besturen, leger, pers, onderwijs en administratie, door Vrijmetselaars werden
ingenomen.
Hij was dan ook van oordeel dat de katholieke congressisten "op alle
manieren de mortelbroeders [moesten] bestrijden, hunne handelingen met de stem
der drukpers openbaar maken en hunne namen te doen kennen." De redevoering
van de Renesse-Breidbach kende gevolg en de Antimaçonnieke Liga werd opgericht
met de Renesse-Breidbach als voorzitter.
Valentin Brifaut, de secretaris van de Antivrijmetselaarsbond, speelde een
grote rol in de hetze tegen de Vrijmetselaars. Hij bemachtigde een brief van de
hoge militaire ambtenaar, Broeder Émile Wangermée, Gouverneur van
Belgisch-Congo van 4 september 1896 tot 21 december 1900 en algemeen beschouwd
als de stichter van Elisabethstad, waarin deze laatste inlichtingen verstrekte
aan Broeder Emile Vandervelde, bekend als de opsteller van het Charter van
Quaregnon, oud-voorzitter van de Belgische Werkliedenpartij en bezieler van het
algemeen stemrecht.
Broeder Wangermée, die een intense briefwisseling voerde met Vandervelde,
maakte in die bewuste brief melding van de bestraffing van een van wacht zijnde
inlandse sergeant die de inboorlingen had verboden op de tamtam te spelen en
voor de nieuwe maan te dansen. Broeder Wangermée riep ’s anderendaags het
voltallig personeel samen en stelde dat de sergeant ongelijk had omdat de
tamtam ter ere van de maan een godsdienst is, en dat iedereen vrij is om te
geloven in wat hij wil. “De tamtam heeft
evenveel waarden als het Baba Yango Mama Yango iko ko mabingo” (Onze vader,
onze moeder die in de hemelen zijt).
Een ander document dat reeds dateerde uit 1900, voedde de kritiek.
Het betrof een rapport, van de hand van Broeder Alexis Sluys over het nut
om in Congo Loges op te richten, geschreven na een studiereis ter plaatse.
Hierin klaagde onze Broeder de noodlottige invloed aan van het katholicisme
op de plaatselijke bevolking. Hij stelde dat “de katholieke godsdienst even zinloos is als het ruwe geloof van de
negers”.
Broeder Sluys had ook kritiek op de handelsmaatschappijen welke hij van
uitbuiting beschuldigde.
Dat voormelde brief en het rapport gefundenes Fressen was voor de
tegenstanders van de Maçonnerie behoeft geen betoog.
De tegenpartij onthield dan ook vooral de kritiek op de geestelijkheid.
De ideologische tegenstellingen tussen katholieken en Vrijmetselaars kregen
soms hun beslag in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en bleven zwaar wegen
op het Afrikabeleid.
Hierover schreef Guido Peeters in "België
- een verhaal over land en volk", "
De liberalen vreesden dat de katholieken het heilloze klerikalisme over de
wereld zouden verspreiden, terwijl de katholieken [...] overal vrijmetselaars
en atheïsten aan het werk meenden te zien."
Er waren echte niet enkel antiklerikale geluiden te horen. De agnostische
Vrijmetselaar Louis Franck bijvoorbeeld poneerde dat "voor een morele opvoeding men vooral moest rekenen op de
evangelisatie van het land."
Intussen waren er nog altijd slechts twee werkplaatsen in Congo die met
moeite stand hielden en na enkele jaren van tegenwerking en intimidaties voor
lange tijd hun werkzaamheden moesten staken. De lichten werden dan ook
noodgedwongen gedoofd.
Dat er geen enkele autochtone Congolees bij een werkplaats aanklopte had er
uiteraard mee te maken dat zij slechts basisonderwijs kregen. De tijd dat
Congolezen aan Belgische universiteiten konden en mochten studeren was nog heel
ver weg. De eerste universiteit op Congolese bodem opende pas de deuren in
Kimwenza bij Leopoldstad, het huidige Kinshasa, in het jaar 1954, met name de
katholieke universiteit Lovanium. De tweede, officiële universiteit werd in
1956 in Elisabethstad (Lubumbashi) opgericht. Deze oprichting, alsook de
invoering van het officieel secundair onderwijs voor de inlandse bevolking in
1954, was vooral het werk van Broeder Auguste Buisseret, minister van koloniën
van 1954 tot 1958. Hij werd ook de architect van de dekolonisatie van Congo
genoemd.
België heeft tijdens de gehele koloniale periode 29 ministers van koloniën
gekend. 23 ervan waren katholieken, slechts 6 niet-katholieken. Van die 6 waren
er twee vrijmetselaars, de reeds vernoemde Auguste Buisseret en voordien
Broeder Robert Godding, van 1946 tot 1947. Beiden waren liberale politici.
Beiden trachtten het monopolie van het katholiek onderwijs in Belgisch-Congo te
doorbreken.
Dat de katholieken en de missionarissen hiertegen fel in verweer gingen getuigt deze slogan die uitging van L'association d'ancien élèves des
Pères et Frères chrétiens: "Ecole Laïque = Ecole des enfants du diable
qui refusent Dieu."
De medestanders van Broeder Buisseret groepeerden zich in de associatie Les
amis de l'enseignement Laïc die onder leiding stond van een van de eerste
Congolese vrijmetselaars, Sylvestre Mundigayi. De bekende Patrice Lumumba en
Moïse Tshombe waren ook aangesloten bij deze associatie. Zij kwamen op de
proppen met een tegenslogan: "Ecole Laïque = Ecole de la liberté de
conscience.".
Nog een reden
om geen inlanders toe te laten was de voorwaarde dat een Vrijmetselaar een vrij man moet zijn. (voor vrouwen was er al helemaal
geen plaats) Congolezen waren alles behalve vrij, dus in dat opzicht was het al
onmogelijk om geïnitieerd te worden.
Er was, vooral
in de
beginperiode, ook een praktische
moeilijkheid voor Congolezen om
toe te treden. Probeer maar "in orde" te staan met
afgekapte handen.
De Vrijmetselarij is na WO II in bescheiden
opmars, maar het wantrouwen blijft
Na de tweede wereldoorlog kwam er schot in de Vrijmetselaarszaak.
Meerdere loges werden opgericht of heropgericht.
Maar toch bleef het aantal beperkt. Het GOB leverde het gros van de
werkplaatsen. De GLB en de DH bleven achterop hinken. Over onze federatie valt
dan ook weinig te melden.
In 1958 werd in Leopoldstad een DH-werkplaats opgericht, waarvan ik u de
naam schuldig moet blijven. Deze Loge verdween al in 1960. De onafhankelijkheid
en de daarmee gepaard gaande onlusten zullen daar niet vreemd aan zijn geweest.
In 1967 werden
de lichten ontstoken van de A∴ L∴ Nyota in Elisabethstad, Lubumbashi.
Deze Loge werd
door Parijs
aanvaard op 2 februari 1970.
In 1957 klopte
de eerste Congolese profaan aan bij L'Ere Nouvelle; Johnny Adolf, zoon van een
Duitse vader en een Congolese moeder.
De Broeders van deze loge zaten
er mee verveeld. Uiteindelijk werd besloten de
kandidaat af te wijzen en dit wegens, en ik citeer: "alhoewel geëvolueerd, [is er] een zekere blijvende gebondenheid
van hun (bedoeld wordt de "inboorlingen") persoonlijkheid aan de
tradities van voorouders en klan".
Weinig
broederlijk, als je het mij vraagt.
Het zou pas in 1973 zijn, na het eerder in ruste gaan van L'Ere Nouvelle,
en deze loge, met de medewerking van meerdere Congolese Broeders, opnieuw werd
opgericht, dat de Tempel zich dan ook opent voor Johnny Adolf.
In 1959 komt de kwestie van het opnemen van Congolezen in de loge weer aan
de orde. Weer wordt er een negatief besluit genomen, deze keer omdat, en ik
citeer: "de Vrijmetselarij niet
beschikt over de middelen om de betrokkenen te verdedigen tegen vervolgingen
door onze tegenstanders. Er kan slechts aan inwijding worden gedacht als de
toestand stabiel is. Vandaag een Congolees inwijden, kan hem, in de huidige
situatie, moeilijkheden bezorgen."
Toen de eerste onlusten in 1959 uitbraken was de Vrijmetselarij weeral kop
van jut. De toenmalige CVP-minister Van Hemelrijck (“what is in a name”, zei Shakespeare) achtte niet alleen de
Congolese nationalistische Abako-partij verantwoordelijk, maar hij verdenkt ook
de geheime genootschappen, bedoeld werd uiteraard de Vrijmetselarij, een rol te
hebben gespeeld in de opstanden. Hij had het hierbij gemunt op de universiteit
in Elisabethstad, die hij als een maçonnieke realisatie beschouwde.
Sommige Broeders verloren hierdoor zelfs hun betrekking.
De houding van Van Hemelrijck werd door zijn opvolger August De Schrijver
herroepen. Hij dankte zelfs de Belgische maçonnerie voor de medewerking aan het
proces van de dekolonisatie.
Congo onafhankelijk
Na de onafhankelijkheid breken de bekende onlusten uit. België stuurt
paratroepen om de Belgen te ontzetten en te repatriëren.
De grootste bekommernis van de Belgische Vrijmetselarij bestond er toen in
om de gerepatrieerde Broeders op te vangen, te steunen en te helpen, zoals het
goede Vrijmetselaars betaamt.
Na het aan de macht komen van Mobutu in 1965 en de zaïrisering van het land
in 1971 werd de Vrijmetselarij verboden. Dit verbod werd geofficialiseerd door
de Ordonnantie van 28 juli 1971.
Door tussenkomst van Grootmeester Pierre Burton van het Grootoosten, die
zelf de hulp inriep van ministers die tot de orde behoorden, werd op 26 april
1972 een Ordonnantie ondertekend door Mobutu die het woord Franc-Maçonnerie
schrapt uit de lijst van verboden organisaties.
De Vrijmetselarij in Zaïre nam alzo een nieuwe start.
Het aantal Vrijmetselaars in het huidige Congo kan moeilijk achterhaald
worden. Naargelang de bron zouden er het slechts 300 à 400 zijn, en dit op een
totale bevolking van 75 miljoen. Dit is een niet officiële schatting die in
2013 werd gedaan door de CIA. Voor hoever schattingen van een duistere
organisatie als de CIA als maatstaf kan dienen moet iedereen maar voor zichzelf
uitmaken.
Cynisch wordt daarbij vermeld dat door het grote aantal aidsdoden er een
kleinere bevolkingsgroei is, het kindersterftecijfer groter is en de
levensverwachting lager is dan in eerste instantie verondersteld kan worden.
De laatste officiële telling van 1 juli 1984 spreekt over bijna 30 miljoen
inwoners.
Conclusie.
Indien de Tempel der Mensheid enkel in Congo, of uitgebreid in Afrika moest
gebouwd worden, dan vrees ik dat zelfs de fundamenten nog niet helemaal klaar
zouden zijn.
Dat heeft niet alleen met de Congolezen te maken, maar ook met het feit dat
Belgische Broeders in het verleden verzuimd hebben om gekleurde profanen toe te
laten in de Tempel.
Maar toch hebben de Vrijmetselaars in Congo meerdere verwezenlijkingen op
hun naam staan, maar het zou mij in het kader van dit bouwstuk te ver leiden om
er gedetailleerd over te vertellen.
Zelfs de Congolese vlag heeft een maçonniek element, nl. het pentagram.
Dit gezegd zijnde kom ik terug bij mijn grootste hoop en ook mijn grootste
bekommernis t.o.v. de mensheid: RECHTVAARDIGHEID voor iedereen op deze wereld
(en ik schrijf dit hier bewust met hoofdletters).
Vrijheid is rechtvaardig. Congolezen waren niet vrij.
Gelijkheid is rechtvaardig. Congolezen waren niet gelijk, noch aan elkaar,
noch aan de Belgische kolonisatoren.
Broederlijkheid dient om rechtvaardige Vrijheid en Gelijkheid te bewerkstelligen.
Broederlijkheid moest in de eerste plaats van de blanken komen, maar die kwam
er niet, enkele individuele gevallen uitgezonderd.
In Belgisch-Congo was en is er helaas nog steeds geen van deze verlichte
denkbeelden aanwezig.
Individuele Broeders deden soms wel hun best en hanteerden naar best
vermogen hun werktuigen, maar de algemene tendens werd bepaald door katholiek
paternalisme en erger nog, door economische en politieke onderdrukking.
Een algemene morele maatstok was onbestaande.
De rechtlijnigheid van de winkelhaak werd niet gevolgd, evenmin als de
rechtvaardigheid van het schietlood.
Ik zal Congo nooit bezoeken. Reizen zit mij niet in het bloed. Honkvast als
ik ben, neem ik genoegen met binnenlandse reizen, en dan nog in hoofdzaak in
het teken van het Vrijmetselaarsschap. Ik heb zelfs het sterke vermoeden dat ik
aan reisangst lijd. Van een eerder lichte vorm van agorafobie weet ik het wel
zeker.
Dat neemt echter niet weg dat ik geen oog zou hebben voor menselijke
rechtvaardigheid waar ook Congolezen naar snakken, maar waar ze na meer dan 50
jaar onafhankelijkheid nog steeds van verstoken blijven. Congo blijft helaas in
de ban van mensenrechtenschendingen, onderdrukking en ongebreidelde corruptie.
Mijn reizen zijn vooral mentaal. In mijn gedachten reis ik de hele wereld
rond.
Dat is voor mij even belangrijk als de werkelijke reizen die anderen
ondernemen.
Ik bevind mij dikwijls in gedachten in die gebieden waar op zijn minst morele
steun broodnodig is. Via het internet geef ik dan ook dikwijls mijn morele
steun, zoals aan de onnoemelijk lijdende Syrisch bevolking, en sinds kort ook
aan de opstandelingen in Kiev die door de politie die hen zou moeten beschermen
onder vuur werden genomen. Waar onderdrukking heerst, reizen mijn gedachten
naartoe. Op die bescheiden manier
beoefen ik de Maçonnieke Broederlijkheid over alle grenzen heen.
Maar ik en alle gewone burgers met mij staan machteloos tegenover die
machthebbers die geen enkele zier van medeleven of mededogen voelen met hun
eigen bevolking. Een steunbetuiging via het internet kan dan wel een hart onder
de riem steken, maar biedt helaas verder geen soelaas.
Congo, Syrië, Oekraïne, Afghanistan, Jordanië, Palestina, Noord-Korea,
Pakistan, Iran, Irak, Soedan, De Centraal-Afrikaanse republiek……………….. de lijst
is lang, te lang.
Een Vrijmetselaarshart zou voor minder bloeden.
B∴ Walther B.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten