zaterdag 23 mei 2020

Twee memorabele data in de sociale en democratische volksstrijd.


(verschenen in editie 2 van Bokkespoor)

Twee memorabele data in de sociale en democratische volksstrijd.

1 mei, herdenking van de bloedige oorsprong van de Dag van de Arbeid

Het is weer 1 mei geweest, Dag van de Arbeid of het Feest van de Arbeid, dit jaar echter zonder optochten, straatfestivals en gevleugelde toespraken.
Arbeid is niet altijd een feest, vroeger niet en ook nu niet. Denk maar aan de benarde werkomstandigheden in vele landen van Zuid-Amerika, Azië en Afrika.
Hoewel er altijd een grote menigte op 1-meimanifestaties aanwezig is, betwijfel ik of er vele syndicalisten, socialisten, communisten en anarchisten wel weten waar de oorsprong ligt van deze feestdag.
Eind negentiende eeuw stond voor de arbeiders in vele westerse landen en de VS in het teken van de achturige werkdag. In de McCormick-fabrieken voor landbouwmachines in Chicago brak er een staking uit die gepaard ging met een vier dagen durende demonstratie van 1 tot en met 4 mei 1886 die in bloed werd gesmoord.
Op het centrale plein van de uit haar voegen barstende industriestad Chicago hielden enkele vakbondsleiders toespraken voor de stakers en demonstranten. Toen de politie de bijeenkomst en de toespraken wilde stoppen werd er een bomaanslag gepleegd tegen de politie. Eén politieman stierf ter plekke en zes anderen bezweken daarna aan hun verwondingen. De politie begon onmiddellijk op de massa te schieten. Het aantal doden onder de demonstranten is nooit officieel vastgesteld.
Zeven vakbondsleiders en anarchisten werden voor de bomaanslag en voor samenzwering tegen de staat ter dood veroordeeld, en dat op grond van weinig of geen bewijs. Een achtste beschuldigde kreeg gevangenisstraf in plaats van de doodstraf omdat hij niet bij de demonstratie aanwezig was.
Opmerkelijk feit is dat vijf van de acht veroordeelden Duitse immigranten waren en een zesde de zoon van Duitse immigranten.
Deze dag is de geschiedenis ingegaan als de Haymarket-affaire – naar de naam van het plein waar de demonstratie en de schietpartij plaatsvonden - en is de oorsprong van de Dag van de Arbeid op 1 mei met als grondslag de achturige werkdag.
Het is met deze gebeurtenissen wel duidelijk dat de Vrijmetselaarsgeest van de Founding Fathers ver weg was.
De eerste internationale Dag van de Arbeid werd op 1 mei 1890 gehouden. Dit werd beslist op het eerste congres van de Tweede Internationale – een internationale organisatie voor socialistische partijen en vakbonden opgericht op 14 juli 1889 - en was voorgesteld door de Amerikaanse vakbond American Federation of Labour (AFL).
Een jaar na de eerste internationale Dag van de Arbeid werden in het Franse Fourmies op 1 mei 1891, bij een manifestatie voor de achturendag negen demonstranten doodgeschoten. Acht van de negen slachtoffers waren tussen elf en twintig jaar oud. De negende was dertig jaar.
In grote delen van de wereld is 1 mei een officiële feestdag, ook in België, maar niet in Nederland.
Soldaten van het Rode Leger plantten op 1 mei 1945 de vlag van de Sovjet-Unie op het stukgeschoten Rijksdaggebouw in Berlijn. Stalin had daarop aangedrongen omdat het een grote symbolische stimulans voor zijn troepen en natuurlijk voor zijn bewind zou zijn.

Op 1 mei 1955 werd door paus Pius XII de feestdag van de “Heilige Jozef Arbeider” ingevoerd om een christelijk tegenwicht te bieden aan de socialistische Dag van de Arbeid. De Christelijk Arbeidersbeweging heeft haar eigen feest op Hemelvaartsdag en dit ter herdenking van de pauselijke encycliek Rerum Novarum over de sociale leer van de Kerk.
Rerum Novarum inspireerde priester Adolf Daens om de slechte werkomstandigheden in de negentiende eeuw te bestrijden.
Sinds 1 mei 1996 organiseert ook het Vlaams Blok (nu Vlaams Belang) haar eigen 1-mei-viering. Deze kaping van een socialistisch symbool moet deze partij een arbeidsvriendelijk imago aanmeten. Kopstuk Filip De Winter zei naar aanleiding hiervan: “Eerst namen we hun kiezers af, nu hun symbolen.” “Hun” staat uiteraard voor de sp.a. Op de eerste 1-mei-viering van het VB legden ze bloemen neer aan het standbeeld van priester Daens. Provoceren, dat kunnen ze goed bij het VB.


18 april 1902 De bloednacht van Leuven

Niet alleen de achturige werkdag heeft bloed gekost, ook de democratisering van verkiezingen heeft slachtoffers gemaakt.
Om stemrecht te krijgen moest men in het prille België van na 1830, 20 Frank belastingen betaald hebben. Dat maakte dat minder dan 2% van de bevolking stemrecht had. Het nieuwe onafhankelijke land werd daardoor de exclusieve eigendom van de aristocratie en bourgeoisie. Het was een unionistische verbond tussen katholieken en liberalen. Aan dit verbond kwam een einde met de oprichting in 1841 van de progressieve Liberale Vereniging onder impuls van de Leuvense Franstalige Loge La Constance (opgericht onder de Grand Orient de France, 1833 overgegaan naar Grootoosten van België, 1959 overgegaan naar Grootloge van België).
Een eerste wijziging van de kieswet werd door de socialistische beweging bekomen in 1893. Het cijnskiesrecht werd vervangen door het Algemeen Meervoudig Stemrecht. Iedere man vanaf vijfentwintig jaar kreeg één stem. Huiseigenaars, gediplomeerden en gefortuneerde huisvaders konden een bijkomende stem uitbrengen met een maximum van drie. Ook gold vanaf toen de stemplicht.
Deze kleine democratische vooruitgang werd niet zonder slag of stoot gekregen. Het was een compromis dat na de algemene werkstaking van april 1883 tot het bekomen van het algemeen stemrecht werd verworven. In de steden werden rijkswacht en burgerwachten tegen de stakers ingezet met in totaal dertien doden.
Niet alleen socialisten maar ook progressieve liberalen die “den werkman” genegen waren zochten aansluiting bij de arbeidersklasse.
Beide groepen deelden ook een levensbeschouwelijke visie op de samenleving, de rol van de Kerk en godsdienst en de strikte scheiding van Kerk en Staat. Het kwam dan ook tot een tactisch bondgenootschap tussen socialisten en progressieve liberalen. De Loge La Constance speelde daarin een belangrijke rol.
Na de wetgevende verkiezingen van 1896 waarbij de liberalen slechts twaalf zetels konden behouden, kwam het tot een samenwerkingsverbond met de socialisten. Samen zouden zij ijveren voor het algemeen stemrecht en de evenredige vertegenwoordiging.
De grote verliezers van dit verbond waren de vrouwen. Het bestuur van de BWP (Belgische Werkliedenpartij, voorloper van de sp.a) ging in 1901 akkoord met de eis van de liberalen om het vrouwenstemrecht te laten vallen. Ze waren het erover eens dat vrouwen nog te sterk onder de invloed van de Kerk stonden en dat het vrouwenstemrecht de Katholieke Partij zou versterken. Het zou nog tot 1948 duren vooraleer vrouwen stemrecht kregen.
De spanningen over het AES (Algemeen Enkelvoudig Stemrecht) hervatten in 1902 met meetings en de oproep tot algemene werkstaking. Deze staking kwam begin april spontaan op gang.
Op 8 april 1902 werd door de BWP een voorstel tot grondwetswijziging om het algemeen enkelvoudig stemrecht in te voeren in de Kamer ingediend.
Bij manifestaties vielen op 11 april twee doden in La Louvière, en op 12 april drie doden in Brussel.
Wegens de onlusten en om de gegoede burgerij niet af te stoten, zegden de liberalen het bondgenootschap met de socialisten op. Op 14 april riep de BWP de algemene staking uit, een beslissing die vanuit de basis aan het bestuur van de BWP werd opgelegd. Op 18 april werd het voorstel tot grondwetswijziging in de Kamer verworpen.
In Leuven verliepen de aprilmanifestaties van socialisten, liberalen en daensisten de eerste twee weken zonder incidenten. De Kamerdebatten waren enkele dagen uitgesteld tot 16 april. In de week van die debatten werd de sfeer echter grimmiger en haakten de liberalen en daensisten af zodat de socialisten er alleen voor stonden. Zij kondigden dan betogingen aan vanaf 15 april die zouden doorgaan zolang de Kamerdebatten zouden duren.
Door dat er in het hele land onrust was werden er in Leuven ongeziene veiligheidsmaatregelen genomen.
Meer en meer arbeiders legden het werk neer om deel te nemen aan betogingen. De sfeer werd vijandiger en er sneuvelden talrijke ruiten, voornamelijk van katholieke gebouwen. De burgerwacht stond paraat om de woningen van katholieke mandatarissen te verdedigen.
Het dreigde her en der tot schermutselingen te komen tussen betogers en de burgerwacht. De socialistische voorman Van Langendonck kon in eerste instantie de gemoederen bedaren door de betogers toe te spreken op het Damiaanplein. De betogers weigerden echter om het plein te verlaten na de oproep van Luitenant Vanderstappen van de burgerwacht. De wachtpost en het peloton van de burgerwacht werden overrompeld. Op ander plaatsen in Leuven werden de betogers baldadiger, ze gooiden met stukken verbrijzelde riooldeksels en kasseien.
Via een brandgang naast het Justus Lipsiuscollege probeerde een aantal manifestanten de woning van katholiek volksvertegenwoordiger Frans Schollaert te bereiken. Intussen werden de ruiten van het Sint-Pieters en het Justus Lipsiuscollege ingegooid. De betogers volgden niet langer de ordewoorden van de socialistische voormannen.
Een groep betogers werd door Van Langendock van het Damiaanplein weggelokt. Kapitein Dewit van de burgerwacht vreesde dat er een aanval op de burgerwacht op handen was en stuurde een peloton onder leiding van luitenant Coen naar de Janseniusstraat. De wachtposten dreigden overrompeld te worden en werden tot op 12 meter van het peloton teruggedreven. Luitenant Coen gaf toen het voorbereidend bevel “Apprêtez vos armes!”.
Wat er daarna precies gebeurde zal wel nooit helemaal uitgeklaard worden. Alle protagonisten hebben zo hun eigen relaas van de feiten.
Luitenant Coen oordeelde dat zijn peloton in gevaar was en gaf het bevel tot vuren. Van de veertien mausers die op de massa schoten troffen er dertien raak. Vijf betogers kwamen om, een zesde overleed een dag later aan zijn verwondingen.
Burgemeester Vital Decoster werd op de hoogte gebracht en vorderde daarop de rijkswacht die rond middernacht werd afgelost door een detachement jagers te voet van het leger.
De dagen daarna was Leuven een belegerde stad, maar verdere grote onlusten bleven uit.
De BWP regelde de begrafenis van de slachtoffers en riep op tot kalmte.
Het kwam tot een gerechtelijk onderzoek en een proces. Zowel het onderzoek als het proces werden afgedaan als klassenjustitie.

Het algemeen enkelvoudig stemrecht belandde in de ijskast tot in 1913 toen er weeral een algemene staking werd uitgeroepen. Het werd de “staking van de gekruiste armen” genoemd wegens het vredelievend karakter. Door de toenemende oorlogsdreiging hadden de regering en de politieke partijen evenwel andere katten te geselen.
Na de oorlog, in 1919 was het dan eindelijk zover. Door de constructieve deelname van de BWP aan de regeringen van nationale eenheid en haar inzet tijdens WO I verkregen de socialisten eindelijk het algemeen enkelvoudig stemrecht. Samen met de achturige werkdag en de 48-urige werkweek, een wettelijk minimumloon, pensioen en de afschaffing van het stakingsverbod was een grote stap gezet op de sociale en democratische weg die echter nog lang was.

De weg naar een sociale en democratische samenleving is nog niet af. Haar geschiedenis is in bloed geschreven. Dat belet sommige groepen echter niet om de afbraak in te zetten.
Waakzaamheid is geboden!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten