(verschenen in editie 2 van Bokkespoor)
Twee memorabele data in de sociale en democratische volksstrijd.
1 mei, herdenking van de bloedige oorsprong van de Dag
van de Arbeid
Het is weer 1 mei geweest, Dag van de Arbeid of het Feest
van de Arbeid, dit jaar echter zonder optochten, straatfestivals en gevleugelde
toespraken.
Arbeid is niet altijd een feest, vroeger niet en ook nu
niet. Denk maar aan de benarde werkomstandigheden in vele landen van Zuid-Amerika,
Azië en Afrika.
Hoewel er altijd een grote menigte op 1-meimanifestaties
aanwezig is, betwijfel ik of er vele syndicalisten, socialisten, communisten en
anarchisten wel weten waar de oorsprong ligt van deze feestdag.
Eind negentiende eeuw stond voor de arbeiders in vele
westerse landen en de VS in het teken van de achturige werkdag. In de
McCormick-fabrieken voor landbouwmachines in Chicago brak er een staking uit
die gepaard ging met een vier dagen durende demonstratie van 1 tot en met 4 mei
1886 die in bloed werd gesmoord.
Op het centrale plein van de uit haar voegen barstende
industriestad Chicago hielden enkele vakbondsleiders toespraken voor de stakers
en demonstranten. Toen de politie de bijeenkomst en de toespraken wilde stoppen
werd er een bomaanslag gepleegd tegen de politie. Eén politieman stierf ter
plekke en zes anderen bezweken daarna aan hun verwondingen. De politie begon
onmiddellijk op de massa te schieten. Het aantal doden onder de demonstranten
is nooit officieel vastgesteld.
Zeven vakbondsleiders en anarchisten werden voor de
bomaanslag en voor samenzwering tegen de staat ter dood veroordeeld, en dat op
grond van weinig of geen bewijs. Een achtste beschuldigde kreeg gevangenisstraf
in plaats van de doodstraf omdat hij niet bij de demonstratie aanwezig was.
Opmerkelijk feit is dat vijf van de acht veroordeelden
Duitse immigranten waren en een zesde de zoon van Duitse immigranten.
Deze dag is de geschiedenis ingegaan als de Haymarket-affaire –
naar de naam van het plein waar de demonstratie en de schietpartij plaatsvonden
- en is de oorsprong van de Dag van de Arbeid op 1 mei met als grondslag de
achturige werkdag.
Het
is met deze gebeurtenissen wel duidelijk dat de Vrijmetselaarsgeest van de
Founding Fathers ver weg was.
De eerste internationale Dag van de Arbeid werd op 1 mei
1890 gehouden. Dit werd beslist op het eerste congres van de Tweede
Internationale – een internationale organisatie voor socialistische partijen en
vakbonden opgericht op 14 juli 1889 - en was voorgesteld door de Amerikaanse
vakbond American Federation of Labour (AFL).
Een jaar na de eerste internationale Dag van de Arbeid
werden in het Franse Fourmies op 1 mei 1891, bij een manifestatie voor de achturendag
negen demonstranten doodgeschoten. Acht van de negen slachtoffers waren tussen elf
en twintig jaar oud. De negende was dertig jaar.
In grote delen van de wereld is 1 mei een officiële
feestdag, ook in België, maar niet in Nederland.
Soldaten van het Rode Leger plantten op 1 mei 1945 de vlag
van de Sovjet-Unie op het stukgeschoten Rijksdaggebouw in Berlijn. Stalin had
daarop aangedrongen omdat het een grote symbolische stimulans voor zijn troepen
en natuurlijk voor zijn bewind zou zijn.
Op 1 mei 1955 werd door paus Pius XII de feestdag van de
“Heilige Jozef Arbeider” ingevoerd om een christelijk tegenwicht te bieden aan
de socialistische Dag van de Arbeid. De Christelijk Arbeidersbeweging heeft
haar eigen feest op Hemelvaartsdag en dit ter herdenking van de pauselijke
encycliek Rerum Novarum over de sociale leer van de Kerk.
Rerum Novarum inspireerde priester Adolf Daens om de slechte
werkomstandigheden in de negentiende eeuw te bestrijden.
Sinds 1 mei 1996 organiseert ook het Vlaams Blok (nu Vlaams
Belang) haar eigen 1-mei-viering. Deze kaping van een socialistisch symbool
moet deze partij een arbeidsvriendelijk imago aanmeten. Kopstuk Filip De Winter
zei naar aanleiding hiervan: “Eerst namen we hun kiezers af, nu hun symbolen.”
“Hun” staat uiteraard voor de sp.a. Op de eerste 1-mei-viering van het VB
legden ze bloemen neer aan het standbeeld van priester Daens. Provoceren, dat
kunnen ze goed bij het VB.
18 april 1902 De bloednacht van Leuven
Niet alleen de achturige werkdag heeft bloed gekost, ook de
democratisering van verkiezingen heeft slachtoffers gemaakt.
Om stemrecht te krijgen moest men in het prille België van
na 1830, 20 Frank belastingen betaald hebben. Dat maakte dat minder dan 2% van
de bevolking stemrecht had. Het nieuwe onafhankelijke land werd daardoor de
exclusieve eigendom van de aristocratie en bourgeoisie. Het was een
unionistische verbond tussen katholieken en liberalen. Aan dit verbond kwam een
einde met de oprichting in 1841 van de progressieve Liberale Vereniging onder
impuls van de Leuvense Franstalige Loge La Constance (opgericht onder de Grand
Orient de France, 1833 overgegaan naar Grootoosten van België, 1959 overgegaan
naar Grootloge van België).
Een eerste wijziging van de kieswet werd door de socialistische
beweging bekomen in 1893. Het cijnskiesrecht werd vervangen door het Algemeen
Meervoudig Stemrecht. Iedere man vanaf vijfentwintig jaar kreeg één stem. Huiseigenaars,
gediplomeerden en gefortuneerde huisvaders konden een bijkomende stem uitbrengen
met een maximum van drie. Ook gold vanaf toen de stemplicht.
Deze kleine democratische vooruitgang werd niet zonder slag
of stoot gekregen. Het was een compromis dat na de algemene werkstaking van
april 1883 tot het bekomen van het algemeen stemrecht werd verworven. In de
steden werden rijkswacht en burgerwachten tegen de stakers ingezet met in totaal dertien doden.
Niet alleen socialisten maar ook progressieve liberalen die
“den werkman” genegen waren zochten aansluiting bij de arbeidersklasse.
Beide groepen deelden ook een levensbeschouwelijke visie op
de samenleving, de rol van de Kerk en godsdienst en de strikte scheiding van Kerk
en Staat. Het kwam dan ook tot een tactisch bondgenootschap tussen socialisten
en progressieve liberalen. De Loge La Constance speelde daarin een belangrijke
rol.
Na de wetgevende verkiezingen van 1896 waarbij de liberalen
slechts twaalf zetels konden behouden, kwam het tot een samenwerkingsverbond
met de socialisten. Samen zouden zij ijveren voor het algemeen stemrecht en de
evenredige vertegenwoordiging.
De grote verliezers van dit verbond waren de vrouwen. Het
bestuur van de BWP (Belgische Werkliedenpartij, voorloper van de sp.a) ging in
1901 akkoord met de eis van de liberalen om het vrouwenstemrecht te laten
vallen. Ze waren het erover eens dat vrouwen nog te sterk onder de invloed van
de Kerk stonden en dat het vrouwenstemrecht de Katholieke Partij zou
versterken. Het zou nog tot 1948 duren vooraleer vrouwen stemrecht kregen.
De spanningen over het AES (Algemeen Enkelvoudig Stemrecht)
hervatten in 1902 met meetings en de oproep tot algemene werkstaking. Deze
staking kwam begin april spontaan op gang.
Op 8 april 1902 werd door de BWP een voorstel tot
grondwetswijziging om het algemeen enkelvoudig stemrecht in te voeren in de
Kamer ingediend.
Bij manifestaties vielen op 11 april twee doden in La Louvière,
en op 12 april drie doden in Brussel.
Wegens de onlusten en om de gegoede burgerij niet af te
stoten, zegden de liberalen het bondgenootschap met de socialisten op. Op 14
april riep de BWP de algemene staking uit, een beslissing die vanuit de basis
aan het bestuur van de BWP werd opgelegd. Op 18 april werd het voorstel tot
grondwetswijziging in de Kamer verworpen.
In Leuven verliepen de aprilmanifestaties van socialisten,
liberalen en daensisten de eerste twee weken zonder incidenten. De
Kamerdebatten waren enkele dagen uitgesteld tot 16 april. In de week van die
debatten werd de sfeer echter grimmiger en haakten de liberalen en daensisten
af zodat de socialisten er alleen voor stonden. Zij kondigden dan betogingen
aan vanaf 15 april die zouden doorgaan zolang de Kamerdebatten zouden duren.
Door dat er in het hele land onrust was werden er in Leuven
ongeziene veiligheidsmaatregelen genomen.
Meer en meer arbeiders legden het werk neer om deel te nemen
aan betogingen. De sfeer werd vijandiger en er sneuvelden talrijke ruiten,
voornamelijk van katholieke gebouwen. De burgerwacht stond paraat om de
woningen van katholieke mandatarissen te verdedigen.
Het dreigde her en der tot schermutselingen te komen tussen
betogers en de burgerwacht. De socialistische voorman Van Langendonck kon in
eerste instantie de gemoederen bedaren door de betogers toe te spreken op het
Damiaanplein. De betogers weigerden echter om het plein te verlaten na de
oproep van Luitenant Vanderstappen van de burgerwacht. De wachtpost en het
peloton van de burgerwacht werden overrompeld. Op ander plaatsen in Leuven
werden de betogers baldadiger, ze gooiden met stukken verbrijzelde riooldeksels
en kasseien.
Via een brandgang naast het Justus Lipsiuscollege probeerde
een aantal manifestanten de woning van katholiek volksvertegenwoordiger Frans
Schollaert te bereiken. Intussen werden de ruiten van het Sint-Pieters en het
Justus Lipsiuscollege ingegooid. De betogers volgden niet langer de ordewoorden
van de socialistische voormannen.
Een groep betogers werd door Van Langendock van het Damiaanplein
weggelokt. Kapitein Dewit van de burgerwacht vreesde dat er een aanval op de
burgerwacht op handen was en stuurde een peloton onder leiding van luitenant
Coen naar de Janseniusstraat. De wachtposten dreigden overrompeld te worden en
werden tot op 12 meter van het peloton teruggedreven. Luitenant Coen gaf toen het
voorbereidend bevel “Apprêtez vos armes!”.
Wat er daarna precies gebeurde zal wel nooit helemaal
uitgeklaard worden. Alle protagonisten hebben zo hun eigen relaas van de
feiten.
Luitenant Coen oordeelde dat zijn peloton in gevaar was en
gaf het bevel tot vuren. Van de veertien mausers die op de massa schoten
troffen er dertien raak. Vijf betogers kwamen om, een zesde overleed een dag
later aan zijn verwondingen.
Burgemeester Vital Decoster werd op de hoogte gebracht en
vorderde daarop de rijkswacht die rond middernacht werd afgelost door een
detachement jagers te voet van het leger.
De dagen daarna was Leuven een belegerde stad, maar verdere
grote onlusten bleven uit.
De BWP regelde de begrafenis van de slachtoffers en riep op
tot kalmte.
Het kwam tot een gerechtelijk onderzoek en een proces. Zowel
het onderzoek als het proces werden afgedaan als klassenjustitie.
Het algemeen enkelvoudig stemrecht belandde in de ijskast
tot in 1913 toen er weeral een algemene staking werd uitgeroepen. Het werd de
“staking van de gekruiste armen” genoemd wegens het vredelievend karakter. Door
de toenemende oorlogsdreiging hadden de regering en de politieke partijen
evenwel andere katten te geselen.
Na de oorlog, in 1919 was het dan eindelijk zover. Door de
constructieve deelname van de BWP aan de regeringen van nationale eenheid en
haar inzet tijdens WO I verkregen de socialisten eindelijk het algemeen
enkelvoudig stemrecht. Samen met de achturige werkdag en de 48-urige werkweek,
een wettelijk minimumloon, pensioen en de afschaffing van het stakingsverbod
was een grote stap gezet op de sociale en democratische weg die echter nog lang
was.
De weg naar een sociale en democratische samenleving is nog
niet af. Haar geschiedenis is in bloed geschreven. Dat belet sommige groepen
echter niet om de afbraak in te zetten.
Waakzaamheid is geboden!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten