Schrijvers-Dichters-Vrijmetselaars
(1)
Prolegomena
In deze editie van het Bokkespoor
begint een reeks over Schrijvers-Dichters-Vrijmetselaars. Er zullen heel
bekende aan bod komen, maar ook minder bekende en vergeten auteurs.
De stukken zullen heel
verschillend qua lengte zijn, omdat er niet over elke auteur veel te schrijven
valt. Dat hangt uiteraard af van onder meer de bekendheid en de publicaties van
en over de auteur als onderwerp.
Wie interesse heeft in deze
nieuwe reeks wens ik veel leesgenot.
Emmanuel (Emanuel) Hiel (Sint-Gillis-bij-Dendermonde
30 mei 1834 – Schaarbeek 27 augustus 1899)
Korte biografie
De reeks
Schrijvers-Dichters-Vrijmetselaars start met een voor velen onbekende auteur.
Men moet al gericht gaan zoeken om iets over Emmanuel Hiel te vinden. Op 30 mei
is het 186 jaar geleden dat Emmanuel Hiel werd geboren. Mooi op tijd dus om met
hem deze reeks te beginnen.
Emmanuel Hiel was lid van Les
Amis Philanthropes nº 1 Bruxelles (GOB), maar daarover meer aan het einde van
dit opstel.
Emmanuel Hiel, geboren en getogen
te Sint-Gillis-Dendermonde als zoon van een tuinman, begon zijn carrière als redacteur
bij de “Gazette van Dendermonde”. Hij had in het begin van zijn loopbaan
verschillende beroepen zoals hulponderwijzer, steenhouwer, klerk in een
touwslagerij en boekhandelaar, maar dat laatste enkel en alleen voor de
“Vlaamsche taal”.
Toen zijn boekenwinkeltje op de
fles ging, werd hij achtereenvolgens tolbeambte, beambte bij het Ministerie van
Binnenlandse Zaken. In 1867 werd hij professor in Nederlandse voordracht bij
het Koninklijk Conservatorium te Brussel, en in 1869 werd hij bibliothecaris
van het koninklijk Nijverheidsmuseum. Hij werkte ook mee aan tijdschriften als
Het Nederduitsch Maandschrift, De Zweep, Flandria, “De Vlaamsche School”, en de
krant Het Laatste Nieuws.
Hiel schreef naast lyrische gedichten
ook toneelspelen, libretti en liederen waarvan er sommige op muziek werden
gezet door zijn tijdgenoot Peter Benoit. Van Benoit is ook vaak beweerd dat hij
Vrijmetselaar was, maar daar is nooit enig bewijs voor gevonden.
Benoit werd in zijn tijd de
grootmeester van de Vlaamse muziek genoemd en dit mede door het op muziek
zetten van de oratoria en liederen van Hiel.
Net als Hiel was Benoit een vurige
Vlaams-nationalist.
Soms schreef Hiel onder het
pseudoniem G. Hendrikssone.
Hij schreef niet alleen zelf,
maar was ook een vertaler van meestal Hoogduitse liederen, maar ook omgekeerd
werden verschillende van Hiel's gedichten in het Hoogduits en in het Frans vertaald.
Hiel vestigde zich in 1857 te Schaarbeek
en was te Brussel zeer actief als liberaal-vrijzinnig en radicaaldemocratisch
flamingant in verenigingen als Vlamingen vooruit en het Willemsfonds. Andere
Vlaamsgezinde bewegingen waarin Hiel actief was zijn: De Distel,
het Kunstgenootschap van Brussel, Geen Taal Geen Vrijheid, De
Vlaamsche Wacht.
Hij was heel democratisch en
sociaal ingesteld, zoals vele sociaalliberalen in zijn tijd hetgeen onder meer
tot uiting kwam in de bundel Werkmansliederen. Die sociale en democratische sympathieën
blijken ook uit zijn vriendschap met Emiel Moyson – bekend van de
socialistische mutualiteit die zijn naam draagt - en uit de verkoop van zijn
eerste dichtbundel, Looverkens uit 1859, ten bate van de Gentse stakende
wevers.
Hiel overleed op 65-jarige
leeftijd in Schaarbeek.
Op het Poggeplein van die
gemeente staat een borstbeeld van de schrijver,
en aan zijn woning in Schaarbeek
werd een gedenkplaat aangebracht.
Zijn achterkleindochter Lydia
Deveen is socialistische eresenator en emerita-hoogleraar kunstgeschiedenis aan
de VUB. Zij is de weduwe van Frans De Pauw, medestichter van de VUB.
Emmanuel Hiel als
Vrijmetselaar
Over Hiel als Vrijmetselaar is
niet zoveel bekend.
In 1868 werd hij ingewijd in de Brusselse
loge Les Amis Philanthropes n°1 (GOB), een van de oudste loges in België.
De eerste Brusselse
Willemsfondsafdeling Schaarbeek-Sint-Joost werd in 1879 opgericht dankzij
Emmanuel Hiel en met financiële en logistieke steun van zijn loge.
In de gedichten die ik heb kunnen
uitpluizen naar Maçonnieke elementen, heb ik niets kunnen vinden dat verwijst
naar zijn lidmaatschap van de loge.
Uit het gedicht hieronder kan men
wel zijn vrijzinnigheid afleiden en met heel veel goede wil toch ook een paar
verwijzingen naar het bouwen aan de tempel der mensheid.
Zoo sta ik hier.
Zoo sta ik hier, een kind der
aarde,
met 't hert vol levenslust en
jeugd,
ik schat zoo gaarne naar zijn'
waarde,
het werk, de min, de deugd, de
vreugd!
En wat het brood in mij komt
sterken,
wat 't krachtig bier mij geeft
aan gloed,
dit wordt besteed aan goede
werken,
dit geeft mij, tot het weldoen,
moed.
Dat ik een werker ben van 't
heden
en bouwen moet aan 't
reuzensticht,
op wiens miljoenen stoute treden
de mensch zich immer hooger
richt;
dat ik hier onverpoosd moet
streven
voor alles dat zich edel toont,
bewijzen moet door gansch mijn
leven
wat vroom gevoel mijn' borst
bewoont;
dat ik de waarheid slechts moet
dienen,
die steeds zich tegen 't kwaad
verzet,
verachten moet de kwezelsmienen,
het handenvouwen, 't valsch gebed;
dat ik de lieve vrouw moet
minnen,
niet boven mij in 't hemelrijk,
maar die mij mint met ziel en
zinnen
en geeft van hare liefde blijk:
dit leert mijn godsdienst! of hij
goed is?
hij heeft mijn' geest verlicht,
gevormd,
en altijd houdt hij mijnen moed
frisch
wanneer het booze rond mij
stormt;
en heb ik ernstig hem gekweten,
tot dat ik eens in de aard
verdwijn!
dan zal er, is mijn lied
vergeten,
wel ruste voor mijne assche zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten