maandag 13 juli 2020

Schrijvers-Dichters-Vrijmetselaars (1) Emmanuel Hiel

(verschenen in editie 6 van Bokkespoor)



Schrijvers-Dichters-Vrijmetselaars (1)

Prolegomena
In deze editie van het Bokkespoor begint een reeks over Schrijvers-Dichters-Vrijmetselaars. Er zullen heel bekende aan bod komen, maar ook minder bekende en vergeten auteurs.
De stukken zullen heel verschillend qua lengte zijn, omdat er niet over elke auteur veel te schrijven valt. Dat hangt uiteraard af van onder meer de bekendheid en de publicaties van en over de auteur als onderwerp.
Wie interesse heeft in deze nieuwe reeks wens ik veel leesgenot.


Emmanuel (Emanuel) Hiel (Sint-Gillis-bij-Dendermonde 30 mei 1834 – Schaarbeek 27 augustus 1899)

Korte biografie
De reeks Schrijvers-Dichters-Vrijmetselaars start met een voor velen onbekende auteur. Men moet al gericht gaan zoeken om iets over Emmanuel Hiel te vinden. Op 30 mei is het 186 jaar geleden dat Emmanuel Hiel werd geboren. Mooi op tijd dus om met hem deze reeks te beginnen.
Emmanuel Hiel was lid van Les Amis Philanthropes nº 1 Bruxelles (GOB), maar daarover meer aan het einde van dit opstel.
Emmanuel Hiel, geboren en getogen te Sint-Gillis-Dendermonde als zoon van een tuinman, begon zijn carrière als redacteur bij de “Gazette van Dendermonde”. Hij had in het begin van zijn loopbaan verschillende beroepen zoals hulponderwijzer, steenhouwer, klerk in een touwslagerij en boekhandelaar, maar dat laatste enkel en alleen voor de “Vlaamsche taal”.
Toen zijn boekenwinkeltje op de fles ging, werd hij achtereenvolgens tolbeambte, beambte bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In 1867 werd hij professor in Nederlandse voordracht bij het Koninklijk Conservatorium te Brussel, en in 1869 werd hij bibliothecaris van het koninklijk Nijverheidsmuseum. Hij werkte ook mee aan tijdschriften als Het Nederduitsch Maandschrift, De Zweep, Flandria, “De Vlaamsche School”, en de krant Het Laatste Nieuws.
Hiel schreef naast lyrische gedichten ook toneelspelen, libretti en liederen waarvan er sommige op muziek werden gezet door zijn tijdgenoot Peter Benoit. Van Benoit is ook vaak beweerd dat hij Vrijmetselaar was, maar daar is nooit enig bewijs voor gevonden.
Benoit werd in zijn tijd de grootmeester van de Vlaamse muziek genoemd en dit mede door het op muziek zetten van de oratoria en liederen van Hiel.
Net als Hiel was Benoit een vurige Vlaams-nationalist.
Soms schreef Hiel onder het pseudoniem G. Hendrikssone.
Hij schreef niet alleen zelf, maar was ook een vertaler van meestal Hoogduitse liederen, maar ook omgekeerd werden verschillende van Hiel's gedichten in het Hoogduits en in het Frans vertaald.
Hiel vestigde zich in 1857 te Schaarbeek en was te Brussel zeer actief als liberaal-vrijzinnig en radicaaldemocratisch flamingant in verenigingen als Vlamingen vooruit en het Willemsfonds. Andere Vlaamsgezinde bewegingen waarin Hiel actief was zijn: De Distel, het Kunstgenootschap van Brussel, Geen Taal Geen Vrijheid, De Vlaamsche Wacht.
Hij was heel democratisch en sociaal ingesteld, zoals vele sociaalliberalen in zijn tijd hetgeen onder meer tot uiting kwam in de bundel Werkmansliederen. Die sociale en democratische sympathieën blijken ook uit zijn vriendschap met Emiel Moyson – bekend van de socialistische mutualiteit die zijn naam draagt - en uit de verkoop van zijn eerste dichtbundel, Looverkens uit 1859, ten bate van de Gentse stakende wevers.
Hiel overleed op 65-jarige leeftijd in Schaarbeek.
Op het Poggeplein van die gemeente staat een borstbeeld van de schrijver,
en aan zijn woning in Schaarbeek werd een gedenkplaat aangebracht.
Zijn achterkleindochter Lydia Deveen is socialistische eresenator en emerita-hoogleraar kunstgeschiedenis aan de VUB. Zij is de weduwe van Frans De Pauw, medestichter van de VUB.

Emmanuel Hiel als Vrijmetselaar
Over Hiel als Vrijmetselaar is niet zoveel bekend.
In 1868 werd hij ingewijd in de Brusselse loge Les Amis Philanthropes n°1 (GOB), een van de oudste loges in België.
De eerste Brusselse Willemsfondsafdeling Schaarbeek-Sint-Joost werd in 1879 opgericht dankzij Emmanuel Hiel en met financiële en logistieke steun van zijn loge.
In de gedichten die ik heb kunnen uitpluizen naar Maçonnieke elementen, heb ik niets kunnen vinden dat verwijst naar zijn lidmaatschap van de loge.
Uit het gedicht hieronder kan men wel zijn vrijzinnigheid afleiden en met heel veel goede wil toch ook een paar verwijzingen naar het bouwen aan de tempel der mensheid.

Zoo sta ik hier.

Zoo sta ik hier, een kind der aarde,
met 't hert vol levenslust en jeugd,
ik schat zoo gaarne naar zijn' waarde,
het werk, de min, de deugd, de vreugd!
En wat het brood in mij komt sterken,
wat 't krachtig bier mij geeft aan gloed,
dit wordt besteed aan goede werken,
dit geeft mij, tot het weldoen, moed.

Dat ik een werker ben van 't heden
en bouwen moet aan 't reuzensticht,
op wiens miljoenen stoute treden
de mensch zich immer hooger richt;
dat ik hier onverpoosd moet streven
voor alles dat zich edel toont,
bewijzen moet door gansch mijn leven
wat vroom gevoel mijn' borst bewoont;

dat ik de waarheid slechts moet dienen,
die steeds zich tegen 't kwaad verzet,
verachten moet de kwezelsmienen,
het handenvouwen, 't valsch gebed;
dat ik de lieve vrouw moet minnen,
niet boven mij in 't hemelrijk,
maar die mij mint met ziel en zinnen
en geeft van hare liefde blijk:

dit leert mijn godsdienst! of hij goed is?
hij heeft mijn' geest verlicht, gevormd,
en altijd houdt hij mijnen moed frisch
wanneer het booze rond mij stormt;
en heb ik ernstig hem gekweten,
tot dat ik eens in de aard verdwijn!
dan zal er, is mijn lied vergeten,
wel ruste voor mijne assche zijn.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten