donderdag 10 september 2020

Schrijvers-Dichters-Vrijmetselaars (2) Nico Gunzburg

 (verschenen in Bokkespoor editie 10 van 07/09/2020)

Schrijvers-Dichters-Vrijmetselaars (2)

 

Prolegomena

Voor het tweede opstel over Dichters/Schrijvers-Vrijmetselaars blijven we in België, in Vlaanderen en komen we terecht bij een Vlaams-nationalist van Joods-Letse afkomst.

Het Vlaams-nationalisme van het begin van de 20ste eeuw en tijdens het interbellum was niet zoals nu, voornamelijk gebrand op zelfstandigheid en onafhankelijkheid, maar had bij velen, vooral bij academici, in de eerste plaats het invoeren van het Nederlands in de scholen, universiteiten en in de overheidsorganen op het oog. Ook het magere Nederlandstalige cultuurleven moest gestimuleerd worden.

Zo was het ook bij Nico Gunzburg (1882-1984), professor UG, dichter en diplomaat, ... (GOB), (AASR, 33°).

Gunzburg was veel meer dan een Vlaams-nationalist. Als dichter stelde hij niet zo veel voor, maar zijn grote kwaliteiten kwamen op een ander vlak boven drijven, zowel nationaal als internationaal.

Korte biografie

Het meest bekende citaat van Nico Gunzburg komt niet uit een van zijn gedichten, het zijn acht woorden die hij tegen de rector van de Gentse universiteit uitsprak: “Ik heb een huis, wil u het hebben?”.

De Universiteit Gent had eind 1936 geen geld om op het voorstel van Nico Gunzburg en Jules Simon in te gaan en een Criminologisch Instituut op te richten. Gunzburg kocht zelf een huis en stelde het met de bekende gevleugelde woorden ter beschikking van de rector en de universiteit. Hij gaf ook zijn gehele bibliotheek in bruikleen aan het nieuwe instituut.

Deze feiten karakteriseren het lange leven en het belangrijke werk van Nico Gunzburg.

Nico Gunzburg kwam als driejarige samen met zijn familie naar België. Zij waren gevlucht uit Letland, dat toen nog deel uitmaakte van Rusland, wegens de moorddadige anti-Joodse pogroms die talrijk plaats vonden eind negentiende eeuw. Hij werd geboren in Riga op 2 september 1882 als zoon van joodse ouders en had nog een broer Isi en een zuster Eugenie.

De familie Gunzburg arriveerde in1885 in Antwerpen waar vader Salman Gunzburg zijn nieuwe carrière begon als vertegenwoordiger van een Russisch graanconcern. 

Nico werd door zijn vader, die geen praktiserende Jood was, niet naar een joodse school gestuurd. Nico liep school aan het Koninklijk Atheneum in Antwerpen waar hij beïnvloed werd door de Vlaams-nationalistische dichter Pol De Mont. Van Pol De Mont wordt gezegd dat hij van al zijn leerlingen flaminganten heeft gemaakt.

In het Atheneum van Antwerpen liggen de Vlaams-liberaal-humanistisch wortels van Nico Gunzburg.

Tijdens zijn scholierentijd ging hij ook naar het conservatorium en kreeg daar les van o.a. Peter Benoit en Lodewijk Mortelmans.

Reeds als leerling aan het Atheneum schreef Gunzburg gedichten die dankzij zijn leraar Pol De Mont werden opgenomen in tijdschriften als de Kunstbode, Uilenspiegel, Lucifer, L’art moderne en de Vlaamse Gids.

Van zijn gedichten zijn er een aantal op muziek gezet, o.a. de cantate Jong Vlaanderen.

Er zijn slechts twee dichtbundels van Gunzburg verschenen; Van ziel en zenuw en Gedichten.

Na de humaniora studeerde Gunzburg Rechtsgeleerdheid aan de ULB. Samen met de liberale politicus Julius Hoste en Frans van Cauwelaert stichtte hij de “Algemeen Vlaams Studentenbond”. Hij was ook voorzitter van de Vlaams-liberale studentenkring Geen Taal Geen Vrijheid.

Na zijn studies vestigde hij zich in Antwerpen als advocaat en kreeg op korte termijn veel faam.

Al van in het begin van zijn loopbaan schreef Gunzburg tal van wetenschappelijke teksten en werd hij veel gevraagd als spreker. Intussen bleef hij samen met andere vooraanstaande rechtsgeleerden ijveren voor de vervlaamsing van de rechtsgeleerdheid en de rechtbanken. Hij richtte “De Bond der Vlaamse Rechtsgeleerden” op waarbij hij zich vooral inzette voor de “Vervlaamsching der Gentse Hoogeschool”.

Tijdens de eerste wereldoorlog werd Gunzburg aangesteld als attaché bij de Belgische regering in ballingschap in Le Havre. Nog tijdens WO I werd hij naar het neutrale Nederland gestuurd om er secretaris te zijn van de Economische Commissie der Geallieerden.

Dat was het begin van de internationale carrière van Nico Gunzburg.

Na de eerste WO blies hij de commissie ter vervlaamsing van de universiteit van Gent nieuw leven in. Hij schreef de Franstalige brochure La flamandisation de l'Université de Gand.

Dat was de aanzet tot de wet-Nolf die het begin inluidde van de vernederlandsing van de universiteit, nog niet volledig, maar dan toch gedeeltelijk. Zes jaar later was de Gentse unief dan toch helemaal Nederlandstalig.

In 1923 werd hij zelf professor in Gent, waar hij De encyclopedie van het recht en Burgerlijk recht doceerde.

Het eerste Nederlandstalige handboek over het huwelijkscontract, werd door Gunzburg geschreven en gepubliceerd in 1927. Hij was ook vele jaren werkzaam in de Commissie, belast met de voorbereiding van de Nederlandse tekst van de Grondwet, de Wetboeken en de voornaamste wetten en besluiten, de zogenaamde Commissie Van Dievoet.

Na de inval van de Duitse troepen op 10 mei 1940, ging Gunzburg op 14 mei naar Frankrijk waar hij in opdracht van de Belgische regering de Commission universitaire Belge oprichtte.

Omdat hij als Jood gevaar liep aangehouden te worden door de collaborerende Vichysoldaten stuurde de Belgische regering in ballingschap hem als ambassadeur naar Brazilië. In die hoedanigheid leerde hij de president en de minister van justitie kennen. Die stelden hem op hun beurt aan als specialist bij het comité dat een nieuwe code pénal moest voorbereiden.

Deze code pénal wordt nog steeds gebruikt in Brazilië.

De Amerikaanse ambassadeur in Brazilië verschafte Gunzburg een visum voor de USA omdat men dacht dat Brazilië de kant van Duitsland zou kiezen en het dus opnieuw gevaarlijk werd voor Joden.

In de USA werd Gunzburg lid van het Office of War Information.

Na WO II heeft hij ook meegewerkt aan de juridische voorbereidingen van het beroemde proces van Nürnberg waar Nazi-kopstukken werden veroordeeld.

De vrouw van Gunzburg werd in 1942 door de Duitsers gedeporteerd naar de omgeving van Berlijn, waar ze in een kamp als verpleegster moest werken. Haar broer en zuster werden in 1941 door de Russen uit Letland gedeporteerd. Er is van hen niets meer vernomen.

De broer van Nico, Isi, werd in 1943 door de Duitsers aangehouden en vermoord.

In 1946 heeft hij zijn vooroorlogse activiteiten heropgenomen, zowel aan de balie als aan de universiteit. Hij stopte zijn advocatenpraktijk in 1947 toen hij een vaste betrekking had als professor aan de universiteit van Gent.

In 1952 ging Gunzburg in emeritaat maar dat betekende niet het einde van zijn werkzaamheden. Een jaar later werd hij professor aan de universiteiten van Djakarta en Djogjakarta in Indonesië dat na de oorlog onafhankelijk werd van Nederland.

Nico Grunzburg als Vrijmetselaar

Loge Marnix van Sint-Aldegonde, opgericht in 1889 en een jaar later officieel erkend, werd opgericht door een Vlaamse groep welke zich afscheurde van Les Elèves de Thémis. Het op Vlaanderen gerichte maçonnieke werk en het cultuurflamingantische streven naar de creatie van een Vlaamse (intellectuele) elite was de grote doelstelling.

Marnix van Sint-Aldegonde werd een forum voor figuren als Maurits Sabbe, Nico Gunzburg, Pol de Mont en anderen. Globaal genomen waren de Vlaamse vrijmetselaars van Marnix gematigd en realistisch. De overgrote meerderheid was niet te vinden voor de bestuurlijke scheiding.

In deze loge werd Gunzburg als laatstejaarsstudent ingewijd op 21 april 1906. Over die inwijding, hoe hij ertoe kwam om Vrijmetselaar te worden en wat de Vrijmetselarij voor hem geweest is, leverde Gunzburg begin jaren 70 van vorige eeuw een bouwstuk op. De tekst ervan is, zij het onvolledig, verschenen in het Jaarboek nr. 20, 2012 van de Studiekring vzw Trigonum Coronatum (blz. 13-44)

Bij zijn inwijding werd er een gedicht van hem voorgelezen “Bankiersvrouw”.

 

Ze is rijzig rank gebouwd en vormen elegant,

saffier, topaas, robijn aan de edel ted’re hand,

een flikkerend kleurenspel, granaat lazuren-blauw…

fortuin bewust getooid met echte Brugse kant,

langsheen de hoge borst en ’t rijk borduur der mouw.

Zo staart ze u vriendelijk aan, alsof ze u groeten wou!

Maar ei, dat mag ze niet. Er is sociaal verschil.

En eeuwig zal ’t bestaan, vermits het nog bestaat.

 

Er werd gevraagd of hij dat gedicht kende en of hij nog altijd zulke bewondering had voor bankiersvrouwen. ‘De ondervrager geselde mij als “bourgeois” en zei toen dat het een mooi gedicht is” zo vertelt Nico Gunzburg zelf over zijn inwijding.

De in de korte biografie genoemde wet-Nolf, kwam tot stand met steun van andere Vrijmetselaars, o.a. Frans Van Cauwelaert, Camille Huysmans en Louis Frank van de loge Les Amis de Commerce et la Persévérance Réunis.

In zijn loge was Gunzburg achtereenvolgens hulpredenaar, redenaar, 2de opziener en ten slotte Voorzittend Meester. In 1936 werd hij Grootredenaar bij het GOB.

Als lid van de Association Maçonnique Internationale reisde hij veel, o.a. naar Istanbul waar hij Mustafa Kemal, aka Ataturk ontmoette.

Epiloog

Het leven, werk en Vrijmetselaarscarrière van Nico Gunzburg is te omvangrijk om in zijn geheel weer te geven en de tekst zou onlinekrantje als Bokkespoor veel te lang maken.

Het al aangehaalde artikel in Jaarboek nr. 20, 2012 van de Studiekring vzw Trigonum Coronatum en het internet bieden meer soelaas voor diegenen die er meer over willen weten.

Nico Gunzburg overleed te Antwerpen op 5 maart 1984 en ligt begraven op de joodse afdeling van begraafplaats Schoonselhof.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten