Schrijvers-Dichters-Vrijmetselaars (3)
(verschenen in Bokkespoor nr. 14 d.d. 16 november 2020)
Prolegomena
De derde aflevering van deze
korte reeks heeft wat op zich laten wachten, maar daar zijn we dan weer.
We blijven in België met een meer
bekende en meer recente schrijver dan de twee vorigen. Geen dichter deze keer,
maar een romanschrijver en essayist.
Ik denk dat ik maar één bekende boektitel
hoef te vermelden om te weten over wie het deze keer gaat. Het is de auteur van
De komst van Joachim Stiller, uitgegeven in 1960,
hetzelfde jaar als zijn inwijding in de Vrijmetselarij. Deze roman werd in 1976
verfilmd.
Hubert Lampo (1920-2006), De
Waag Turnhout (GOB)
Het oeuvre van Hubert Lampo is
erg uitgebreid en omvat romans, essays, verhalen, monografieën en interviews.
Korte biografie
Hubert Lampo werd kort na het
einde van de tweede wereldoorlog, op 1 september 1920, geboren in Antwerpen, in
de wijk Het Kiel. Deze wijk is bekend vanwege het olympisch stadion en
voetbalclub Beerschot. In zijn geboortejaar werden in Antwerpen de olympische
zomerspelen gehouden.
Zijn vader was postbediende en
zijn moeder onderwijzeres. Zij waren socialistisch gezind en waren niet
gedoopt, hetgeen in die tijd zeer uitzonderlijk was. Lampo schrijft hierover: “Hoewel mijn vader
nooit flamingant wordt in de partijpolitieke betekenis van dat woord, telt hij
onder zijn vrienden nogal wat Vlaamsgezinden. De Lampo’s zijn rood.”
Hubert Lampo begint zijn
opleiding aan de Stedelijke Jongensnormaalschool waar hij onder meer lessen
recht krijgt van niemand minder dan Nico Gunzburg (zie Bokkespoor nr. 10).
Docent geschiedenis was historicus Rob Van Roosbroeck die tijdens de oorlog lid
was van de Algemene SS-Vlaanderen. Lampo werd in 1939 onderwijzer en vroeg
uitstel van legerdienst omdat hij verder wilde studeren aan de Middelbare
Normaalschool. Daardoor werd hij niet gemobiliseerd toen de oorlog begon. Twee
jaar later kreeg hij het diploma van geaggregeerd leraar in het lager
middelbaar onderwijs, Frans, Latijn en geschiedenis. Hij stond maar tot 1944 voor
de klas, niet aan een secundaire maar aan een lagere school van het stedelijk
onderwijs. Hij ruilde de klas in voor een job op het Archief en Museum voor
Vlaams Cultuurleven in Antwerpen was daarna rijksinspecteur van openbare
bibliotheken. Hij vervolgde zijn loopbaan als journalist en kunstcriticus. Zo
was hij redactiesecretaris van het Nieuw Vlaams Tijdschrift, het
weekblad Parool en redacteur kunst en literatuur van de Volksgazet.
In die laatste hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de cultuurpagina’s en
recenseert zowel Nederlandstalige literatuur, maar ook literatuur uit andere
taalgebieden. Hij schreef ook kritieken van theatervoorstellingen en
tentoonstellingen van schilderijen en andere beeldende kunsten. Hij deed dit 19
jaar lang, van 1946 tot 1963. Al deze recensies en kritieken vormden een zeer
grote bron van de literatuur- en kunstgeschiedenis in de naoorlogse periode.
Verder werkte Lampo mee als
redacteur van een aantal tijdschriften, zoals onder meer De Vlaamse Gids,
Dietsche Warande & Belfort en Ons Erfdeel. Begin jaren 70 van de
vorige eeuw was hij kort voorzitter van de Vereniging voor Vlaamse
Letterkundigen.
Hubert Lampo debuteerde in 1943
met de psychologische roman Don Juan en de laatste nimf. Met zijn tweede
roman Hélène Defraye uit 1944 behaalde hij zijn eerste literatuurprijs,
de romanprijs van de provincie Antwerpen, welke hij nogmaals ontving in 1957
voor De duivel en de maagd.
Voor De komst van Joachim
Stiller ontving hij de Driejaarlijkse Staatsprijs van België.
In 1989 vereerde de Université
Stendhal in Grenoble Lampo met een eredoctoraat. Tegelijkertijd werd hij
ereburger van de stad Grenoble.
Dit is slechts een greep uit de
talrijke onderscheidingen die Lampo tijdens zijn schrijversloopbaan mocht
ontvangen. Hij werd in 1982 zelfs door de Koninklijke Academie voor Nederlandse
Taal en Letteren 1982 voorgedragen voor de Nobelprijs voor Letterkunde.
Samen met Johan Daisne was Hubert
Lampo in het Nederlandse taalgebied pionier van het Magisch-Realisme,
een literatuurstroming, gekenmerkt door het samengaan van realisme, fantasie en
het bovennatuurlijke die vooral tot bloei is gekomen in de tweede helft van de
20ste eeuw. Over het magisch-realisme schrijft Lampo: “Het
magisch-realisme vervreemdt ons per definitie niet van de werkelijkheid, wel
verleent het de verbeelding meer armslag en roept het verrassende, soms
poëtische alternatieven in het leven.”.
Hubert Lampo leed aan de ziekte van Alzheimer en overleed op 12 juli 2006 te Essen, op 85-jarige leeftijd. Een jaar eerder stierf zijn echtgenote, hetgeen hij heel moeilijk kon verwerken. Sinds haar dood verbleef hij in het bejaardenhuis van Essen.
Hubert Lampo als Vrijmetselaar
Zoals in de inleiding al vermeld,
werd Hubert Lampo ingewijd in de Vrijmetselarij in 1960, het jaar dat zijn
roman De komst van Joachim Stiller verscheen, en dit in de A∴L∴ De Geuzen GOB, de tweede Nederlandstalige Loge in
Antwerpen die vier jaar eerder werd opgericht. Lampo schijnt zich als agnost
heel goed te hebben thuis gevoeld in deze werkplaats.
Wanneer Lampo lid is geworden van de A∴L∴ De Waag
GOB, O∴ Turnhout,
heb ik niet kunnen achterhalen.
Lampo had, zoals het een Vrijmetselaar
past, veel vertrouwen in de verbeterbaarheid van het mensdom. In de roman De
Elfenkoningin, die hij als zijn testament beschouwde, blijkt dat onder
meer uit de rol van een geïdealiseerde vrijmetselarij. In deze roman laat hij
de vrijmetselaar Fred Nieuwland zeggen: “Waar het op aankomt is de eerbied
voor al wat leeft, de trouw tegenover elkaar, de optimale tolerantie, het
begrip voor andermans gebreken, de gedesinteresseerde solidariteit, de
bestendige arbeid aan de geestelijke, aan de humanistische cultuur. Blijven de
resultaten vaak achter bij onze dromen, toch is er veel dat bezinkt, een soort
van sediment van menselijkheid, van vertrouwen in de mogelijkheden van een
betere wereld.”
Prof. Anton van de Sande, emeritus
bijzonder hoogleraar Vrijmetselarij aan de Universiteit Leiden en oud
hoofddocent Cultuurgeschiedenis van de Nieuwe Tijd aan de Radboud Universiteit
Nijmegen schreef het hoofdstuk Vrijmetselarij in België in de monografie
Hubert Lampo, een portret. Hij
zegt in dat artikel: “Nader onderzoek naar wat vrijmetselarij voor Lampo
zelf heeft betekend, kan mogelijk meer klaarheid brengen over de positie van de
vrijmetselarij in het culturele en politieke spectrum van België in de laatste
decennia van de voorbije eeuw.” En hij voegt eraan toe: “Dat onderzoek
laat ik graag aan anderen over.” Er is dus nog werk aan de winkel voor
maçonnieke onderzoekers.
In dezelfde monografie staat een heel
goed en lang bwst∴ getiteld Maçonnerie, geen ‘Ersatz’ voor godsdienst.
Over de titel zegt Lampo zelf dat het voor de meesten onder de aanwezige
broeders de indrukmoet geven een gemeenplaats te zijn.
Als hij het heeft over de grove
misvattingen over de Vrijmetselarij bij de man in de straat, men in Limburg vrijmetselaars
zowat zouden identificeren met de legendarische bokkenrijders (sic).
Over “de waarheid" schrijft hij, refererend naar de “katholieke waarheid”: “Vermits wij geen geopenbaarde waarheid bezitten, beweren wij ook niet dat onze waarheid de enige is. Wij zijn relativisten. Wij weten dat de waarheid een polyvalent en vaak door de omstandigheden geconditioneerd verschijnsel is. Wij onderzoeken met onze geestelijke vermogens…”
Een deel van het archief van Hubert
Lampo heeft hij zelf al aan het Letterenhuis geschonken, maar zijn zoon Jan
heeft begin van dit jaar zoals hij zelf zegt “al de rest naar het
Letterenhuis gesleept, waaronder een aantal mano- en typoscripten van
maçonnieke bouwstukken. Misschien worden deze teksten ooit gedigitaliseerd.
Ondertussen, allen naar het
Letterenhuis!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten